Alle appreciatie, maar ga je hier niet wat snel? Als je een vzvw deel maakt van een verbum kun je het toch geen apart zinsdeel noemen? Ik begrijp je wel wat, er is een verband, maar toch...
Ik begrijp deze opmerking niet. Het scheidbare element van een werkwoord wordt algemeen aangeduid met de term voorzetselbijwoord. Dat is geen verzinsel van mij. Ook achterzetsels kunnen worden opgevat als voorzetselbijwoord, hoewel niet iedereen dat van harte doet. Ik spreek slechts mijn steun ervoor uit. Ik zeg dus niet iets heel revolutionairs. Verre van dat zelfs.
De 'buiten mij omgegaan' lijkt mij fout. Het is toch geen vorm van het werkwoord 'omgaan'?
Wel volgens mijn Van Dale.
Het woord
omgaan in de betekenis van
rondgaan is al heel oud. Veel ouder dan de voorzetselcombinatie
buiten ... om. Voorzetselcombinaties zijn een relatief recent verschijnsel in het Nederlands. Citaat uit het hoofdstuk
Cultivering van de schrijftaal in de achttiende en negentiende eeuw uit
De geschiedens van het Nederlands in een notendop van Nicoline van der Sijs, pagina 113: "Men ging allerlei combinaties van twee voorzetsels gebruiken, waarbij er één vóór en één achter het zelfstandige naamwoord werd gezet. Incidenteel kwam dit al voor, maar nu ontstonden veel nieuwe combinaties, die bovendien zeer frequent gebruikt werden. Nieuwe voorzetselcombinaties waren bijvoorbeeld
aan ... toe, achter ... om, bij ... af, boven ... uit, buiten ... om, door ... heen, naar ... toe, onder ... door, over ... heen, tegen ... aan, tegen ... in, tegen ... op, tussen ... door, voor ... uit."
Ik kan me nu de volgende ontwikkeling wel voorstellen:
In eerste instantie ging het voorzetselconstituent
buiten mij niet alleen samen met het aloude
omgaan, maar ook met andere werkwoorden, bijvoorbeeld een werkwoord als
gebeuren. In
Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, eerste jaargang, tweede deel, 1838 (te vinden op Google Books) is te lezen:
"Er zijn vele dingen
buiten mij gebeurd, van welke ik naauwelijks kennis droeg."
En in
Verhandeling over het dierlijk magnetismus uit 1819 (ook op Google Books) staat:
"In de eerste plaats, wordt daartoe vereischt, te onderzoeken of dat, wat gebeurd, of waargenomen is, ook in der daad
buiten ons gebeurd is of bestaan heeft;"
Het kan merkwaardig lijken dat
om uit
omgaan zich is gaan onttrekken aan het gezag van
omgaan en zomaar ging deel uitmaken van een voorzetselconstituent, maar toch is wel te begrijpen hoe dat heeft kunnen gebeuren. In veel zinnen staat het scheidbare element
om namelijk erg ver verwijderd van
gaan, terwijl het dicht bij
buiten blijft staan:
Er
gaan zo veel dingen zonder mijn toestemming
buiten mij om dat het tijd wordt dat ik ingrijp.
Ook deze maand
gingen er naar mijn gevoel te veel zaken
buiten mij om.
Meer voorbeelden zal ik niet hoeven te geven, want het is welbekend dat in het Nederlands scheidbare elementen door heel de zin kunnen zwerven. Het is dus eigenlijk niet al te verbazingwekkend dat
om zich ging ontwikkelen tot een combinatie met
buiten en daardoor ook kon opduiken naast andere werkwoorden. Zelfs naast werkwoorden die met geen mogelijkheid
om als scheidbaar element kunnen opnemen. Onder meer dus
gebeuren.
En zo werd deze variant steeds ongebruikelijker:
Dat is
buiten mij gebeurd.
Terwijl deze aan z'n opmars begon:
Dat is
buiten mij om gebeurd.
En ziedaar: voorzetselcombinatie
buiten ... om is geboren. Op dezelfde wijze zijn ongetwijfeld tal van andere nieuwerwetse voorzetselcombinaties geboren.
Maar ja, het vervelende is nu wel dat we in sommige gevallen
om (of
aan,
door,
in,
uit ...) als scheidbaar element van een werkwoord moeten beschouwen en in andere gevallen als deel van een voorzetselcombinatie. Makkelijker is het er dus niet op geworden sinds de intrede van die voorzetselcombinaties.